Operacriticus kijkt naar Eurovisie Songfestival: Richard Wagner speelt nu alpenhoorn


Ik ben verdwaald. Dit is niet jouw wereld, vertelt mijn professionele superego me terwijl ik dinsdagavond de uitzending van de eerste halve finale van het Eurovisie Songfestival (ESC) aanzet. Al bijna dertig jaar schrijf ik over operavoorstellingen, maar mijn enthousiasme voor Tamino, Carmen, Traviata en hun gezelschap duurt nog langer. Maar al even lang hoor ik dat het allemaal al een tijdje duurt, dat het ouderwets is. Wiskundig gezien klopt dat: deze hoed is 400 jaar oud. Waarom kijkt u niet eens naar wat de concurrentie op het andere kanaal te bieden heeft? Over de podiumacts hoor je fantastische verhalen; Het zou een prachtig circus van ijdelheden moeten zijn, net als in de opera, en er wordt ook gezongen.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Dit wordt momenteel geblokkeerd door uw browser of advertentieblokkering.
Pas de instellingen aan.
Maar het eerste wat de klassieke muziekcriticus vanavond hoort, valt in de categorie ‘oude koek’. Welkom thuis, de muzieksignalen – de fanfareklanken waarmee elke uitzending van ESC-evenementen begint – zijn afkomstig van Marc-Antoine Charpentier, een meester van de barokmuziek uit de tijd van de Zonnekoning. Ze vormen het feestelijke preludium tot zijn Te Deum uit 1692. Wat heeft God met dit zeer wereldse toneelstuk te maken? De European Broadcasting Union, de organisator van het Europees Eurovisie Songfestival, wist waarschijnlijk niet precies wanneer ze Charpentiers pakkende deuntje als Eurovisielied koos. Soli Deo glorie. Om zo te zeggen.
Belle en het BeestMaar nu wordt het vast kleurrijk en funky. Maar opnieuw kan ik mijn verbazing niet onderdrukken: de sfeervolle opening van de avond in de uitverkochte St. Jakobshal in Bazel toont niets minder dan het ontstaan van de wereld, bekeken vanuit een Zwitsers perspectief. Bergen, elementaire krachten, alpenhoorngeluiden en folklore verpakt in een postmodern jasje. Een passende, maar ook humoristische verwijzing naar het land dat dit keer het ESC organiseert. Maar de muziek – het klinkt vreemd bekend: lange, aanhoudende noten in de diepste bas, dan oplopende kwinten, kwarten en octaven, dat is al eerder gebeurd.
Georgios Kefalas / Keystone
Met zulke oeroude muziek opent Richard Wagner de sonore kosmos van zijn “Ring”-cyclus; het is het begin van “Rheingold”. De schepper van de mythen uit de romantische opera heeft ze hoogstwaarschijnlijk gehoord van Zwitserse alpenhoornspelers tijdens bergwandelingen. Later zou Richard Strauss zeer vergelijkbare middelen gebruiken voor zijn beroemde “Zarathustra”-fanfare. Dus alles was er al?
Ik blijf het volgen. En de aanwezigheid van de twee presentatoren in deze halve finale stemt hoopvol. Sandra Studer en Hazel Brugger vormen een prachtig contrasterend duo: stralend, beheerst en professioneel; een beetje non-conformistisch en sceptisch, met de karakteristieke neerwaartse mondhoeken en een kwaadaardige blik. Het is duidelijk dat de regisseur niet van plan is om een gladde show te presenteren die vrij is van ironie voor de duizenden mensen in de zaal en de miljoenen mensen voor de schermen. Hazel Brugger, naast de glimlachende Studer, lijkt de rol te spelen van de systeembreker, die met haar geestige opmerkingen wat water bij de zoete wijn moet gooien.
Dat zou wel eens spannend kunnen worden, denkt de criticus, want de operageschiedenis zit vol met zulke constellaties, trefwoord: Belle en het Beest. Wanneer bijvoorbeeld de stralende Elsa de sluwe Ortrud ontmoet in Wagners "Lohengrin", ontstaat er op het toneel een strijd tussen goed en kwaad die niemand onberoerd laat. En iedereen die ooit Anna Netrebko en Elīna Garanča in Donizetti's "Anna Bolena" een echt kattengevecht heeft zien voeren, heeft een vermoeden van het potentieel dat hier sluimert. Helaas is het in Bazel voorlopig nog niet in gebruik. Omdat Hazel Brugger haar rol nog niet heeft gevonden.
Hier en daar een spottende opmerking, een paar grapjes, maar die hebben door de simultaanvertaling op televisie nauwelijks impact. Bovendien was er sprake van een nogal ongelukkige improvisatie om de veel te lange wachttijd op de uitslag van de publieksstemming te overbruggen. Ondertussen deelt Brugger chocolade uit aan de zangers en begint hij een vreemde tongbrekerwedstrijd met een aantal deelnemers. Als dit troep moest zijn, dan was het troep en zelfs een beetje gênant. In de opera zou zoiets zijn. . . – oh, niet weer. In Bazel werd immers ook gezongen.
En dat gebeurde met de nodige ambitie, voor zover de instrumentale weergave de stemmen de ruimte gaf om zich te ontplooien. Maar ook de niet-ingewijde met gevoel voor opera zal het opmerken: de zang is weliswaar de aanleiding voor het hele spektakel, maar speelt lang niet altijd de hoofdrol. Alleen bij de enkele rustigere bijdragen, bijvoorbeeld van de zangers uit Portugal, Slovenië of Nederland, draagt de zang het gehele nummer. Tot slot laat de Zwitserse Zoë Më, die zaterdag al in de finale staat, met haar nummer "Voyage" zien hoe de maximaal toegestane lengte van drie minuten per deelnemer, met puur muzikale middelen contrastrijk kan worden gemaakt.
Illusie of ironieDe rest is enscenering en veel show. Er zijn twee strategieën die de boventoon voeren: Ofwel vertrouwen de teams op perfecte choreografieën met vuur, kunstmatige mist, acrobatiek en lichteffecten, waarbij hedendaagse operaregisseurs nog wat zouden kunnen leren van de virtuoze integratie van LED-beeldtechnologie. Of ze doorbreken deze flitsende illusiewerelden tussen fantasie en kitsch door ze te ironiseren of te reduceren tot absurditeit – zoals de Zweden in hun eigenzinnige saunaliedje, dat eveneens de lichaamscultus van veel van hun concurrenten aan de kaak stelt.
Tegenwoordig zijn operaliefhebbers al lang bekend met beide strategieën via het regisseurstheater, dat al sinds de jaren 80 de schoonheid van het uiterlijk ter discussie stelt. Ondertussen groeit bij het publiek de wens om de muziek in de opera weer direct te kunnen ervaren, in al haar emotionele kracht, niet vermengd met een al te ambitieuze verpakking. Zou dit ook een trend kunnen worden bij het ESC?
nzz.ch