VIJFDE ZONDAG DOOR HET JAAR Mededogen openbaart het ware geloof: Ga heen en doe evenzo!

De woordliturgie voor deze 15e zondag door het jaar presenteert ons Gods nabijheid tot de mensheid en de herkenning van elke gelovige in Zijn aanwezigheid in de verschillende omstandigheden en situaties van het leven van mensen. Daarom sluiten de uitdagingen die het Woord van God ons biedt aan bij de herkenning van een God die, in de schepping van Zijn volk, nabij is, in Zijn Woord is, "in uw mond en in uw hart is" en in de volheid van de tijd "Christus Jezus het beeld is van de onzichtbare God" die te midden van Zijn volk is. De nabijheid en aanwezigheid van God, door de leer van Jezus, Zijn Zoon, is echter ook in hen die om mededogen roepen en in hen die zich laten beklaagden door iemand die lijdt. Zo staat de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan die Jezus vertelt centraal in de leer van het verkondigde Woord om degenen te verlichten die Gods wegen zoeken of hen die zich zo gehoorzaam voelen dat ze iets schokkends nodig hebben om hen terug te brengen naar de realiteit. De eerste lezing uit het boek Deuteronomium presenteert ons het moment waarop Mozes het volk op de hoogte stelt van hun verplichting om naar de stem van de Heer te luisteren en zijn voorschriften en geboden te vervullen, zodat bekering tot de Heer God kan plaatsvinden "met heel uw hart en met heel uw ziel". Daarom waarschuwt Mozes het volk dat de opgelegde wet niet buiten ieders kracht of bereik ligt. Ze is haalbaar en mogelijk om in ieders leven in praktijk te brengen, omdat "ze dicht bij u is, in uw mond en in uw hart, zodat u haar in praktijk kunt brengen." Het is deze wet, met haar voorschriften en geboden, die werd voorgesteld als de weg naar het eeuwige leven. In de rol van de evangelietekst zal de wetgeleerde Jezus door de evangelist Lucas worden ondervraagd om zijn wijsheid en leer te toetsen. Zo presenteert de evangelist Lucas ons een van de mooiste bladzijden uit de leer van Jezus Christus, met de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, om de wetgeleerde duidelijk te maken dat het liefhebben van God en onze naaste geen idee of gebod is dat in de lucht blijft hangen, maar de vorm en houding die voortkomt uit het mededogen van het hart en die tot uiting komt in het besef mensen in nood te helpen. Jezus' antwoord op de vraag van de wetgeleerde: "En wie is mijn naaste?" is immers bedoeld om ons aan te moedigen hetzelfde te doen: "Ga dan heen en doe hetzelfde." Zo raakt de geloofwaardigheid van Jezus' leer en leringen de harten van hen die nederig aanvaarden dat ze onderwezen worden, omdat ze innerlijke reflectie en een evaluatie oproepen van wat men uit het hoofd kent en wat men in praktijk brengt. De gelijkenis zelf is het antwoord op de vraag "Wie is mijn naaste?" en benadrukt de afkomst of religieuze status van de personages in dit verhaal: De man die in handen viel van de rovers kon van elke afkomst, sociale status of religieuze status zijn; Degenen die langs de weg komen waar deze man is, zijn: een priester, een Leviet en een Samaritaan. De eerste twee kennen Gods wet en beoefenen religieuze aanbidding, maar ze hebben ook een concept van naaste dat zeer beperkt is tot familieleden en weinig anders. Daarom geven ze prioriteit aan hun rol in de tempel boven de behoeften van mensen in nood, want als ze hen zouden helpen, zouden ze onrein worden, volgens de voorschriften van de eredienst, en daarom niet in de tempel kunnen dienen. De Samaritanen werden beschouwd als onbelangrijk, onrein en misten hetzelfde geloof, maar het is een Samaritaan die in de gelijkenis de verantwoordelijkheid op zich neemt om iemand te helpen en te behandelen die in handen van rovers is gevallen, omdat hij vervuld was van mededogen. De sleutel tot het begrijpen van deze gelijkenis die Jezus vertelt, is juist mededogen, het vermogen om mededogen te voelen met iemand in lijden. Zo begrijpen we de conclusie die Jezus trekt uit zijn vraag aan de wetgeleerde: "Wie van deze drie, denkt u, was een naaste voor de man die in handen van rovers was gevallen?" Zoals wijlen paus Franciscus zei: "Als je geen mededogen voelt voor iemand in nood, als je hart niet bewogen wordt, betekent dat dat er iets mis is. Laten we ons niet laten misleiden door egoïstische ongevoeligheid. Het vermogen tot mededogen is de toetssteen geworden van christenen, ja zelfs van Jezus' leer. Jezus zelf is het mededogen van God de Vader voor ons."
Laten we ernaar streven om goed voor ons hart te zorgen, zodat het gevoelig en meelevend mag zijn voor hen die lijden en om hulp roepen. Op die manier mag ons geloof werkelijk beleefd en versterkt worden in de actie die voortkomt uit oprecht medeleven met wat Jezus van ons vraagt: “Ga dan heen en doe evenzo!”
Jornal A Guarda