Voor het Constitutionele Hof is btw op importen geen belasting (in tegenstelling tot wat Trump zegt)

ROME – Een uitspraak van het Constitutionele Hof reageert indirect op Donald Trump en een van de beschuldigingen die de Amerikaanse president aan het adres van Europese regeringen – waaronder Italië – heeft geuit, namelijk het opleggen van extra douanerechten naast invoerrechten. Trump noemde onder meer btw , de belasting over de toegevoegde waarde, die de prijs van een product bepaalt. Het heeft niet alleen totaal andere doeleinden dan invoerrechten, maar is ook een verbruiksbelasting waarvoor het bedrijf een aftrek kan aanvragen zodra het product is verkocht. Het Constitutionele Hof verduidelijkt, in een vraag van de Verenigde Secties van het Hof van Cassatie, het wezenlijke verschil tussen btw en invoerrechten .
Waarom BTW geen belasting isOok al "nu expliciet door de wetgever gekwalificeerd als een grensrecht, heeft invoer-btw een radicaal ander karakter dan douanerechten en kan deze structuur niet worden aangetast door de bovengenoemde kwalificatie. De eerste is immers, in tegenstelling tot de laatste, gestructureerd op basis van het beginsel van fiscale neutraliteit ten aanzien van alle economische activiteiten, wat impliceert dat de belastingplichtige recht heeft op aftrek van de btw die verschuldigd is of betaald is na de levering van goederen of de verrichting van diensten".
Rechten en gelijkwaardige maatregelen zijn daarentegen grensrechten met een heel andere functie: ze zijn gericht op het verhogen van de prijs van specifieke goederen om de economie en de interne markt te beschermen en de eigen middelen van de Europese Unie te vergroten.
De uitspraak sloot vervolgens de mogelijkheid uit om de inbeslagname van het voorwerp op te heffen, omdat "het bij ontduiking van de BTW bij invoer niet altijd mogelijk zou zijn, met name niet bij niet-deelbare goederen, om een conservatoir beslag te leggen (wat echter alleen mogelijk zou blijven voor de winst, dat wil zeggen de ontdoken BTW, maar niet voor de sancties) op goederen met een veel hogere waarde dan de ontdoken BTW".
Het Hof verklaarde aldus de grondwettelijk onrechtmatigheid van art. 70, eerste alinea, van het presidentieel besluit van 26 oktober 1972, nr. 633, ten opzichte van art. 282 en 301 van het presidentieel besluit van 23 januari 1973, nr. 43.
repubblica