Kindhechting bij chimpansees: overeenkomsten met mensen

Leipzig. Vertrouw je erop dat je moeder je steun en toeverlaat is, of ben je juist onzeker en op jezelf aangewezen? De relaties tussen babychimpansees en hun moeders lijken opvallende overeenkomsten te vertonen met de relaties tussen moeder en kind bij mensen. Dit beschrijft een team onder leiding van Eléonore Rolland van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig in het tijdschrift “Nature Human Behaviour”.
Psychologen maken onderscheid tussen veilige, onveilige en gedesorganiseerde – duidelijk verstoorde – gehechtheden. Volgens waarnemingen komen deze laatste helemaal niet voor bij in het wild levende chimpansees (Pan troglodytes verus), maar bij mensen worden ze wel aangetroffen bij bijna een kwart (23,5 procent) van de kinderen, aldus het onderzoeksteam.
Onderzoekers concluderen dat een ernstig verstoorde ouder-kindband bij apen niet bevorderlijk is voor hun overleving. Dit betekent dat als wilde chimpansees af en toe te maken krijgen met verstoorde banden, de kans klein is dat ze overleven en zich voortplanten.
Bij gedesorganiseerde gehechtheid vertoont het kind geen consistent hechtingsgedrag, lijkt het verward en angstig of vertoont het vreemd gedrag. Zulke verstoorde banden komen vaak voor bij chimpansees in gevangenschap. Verweesde dieren hebben hier vaak last van: uit eerdere analyses blijkt dat bijna tweederde van de dieren (61 procent) een gedesorganiseerde gehechtheid vertoont.
Bij mensen ontstaat dit wanneer een kind voortdurend angst, agressie of een vormend trauma ervaart van de ouder/verzorger. Vaak is mishandeling of verwaarlozing de oorzaak. Mogelijke levenslange gevolgen zijn onder meer problemen met het reguleren van emoties en het sociale leven, en ook psychische problemen.
De eerste levenservaringen bepalen de ontwikkeling van het hechtingstype. Doorslaggevend is de kwaliteit van de relatie met de primaire verzorgers – bij mensen meestal moeder en vader. Als een kind zijn of haar verzorgers als betrouwbaar, empathisch en responsief ervaart, zal hij of zij doorgaans een veilige hechting ontwikkelen. Dit vormt onder andere de basis voor latere relaties en zorgt ervoor dat de nakomelingen onbevreesd de wereld kunnen ontdekken.
Bij een onveilige en vermijdende hechting lijken kinderen – net als chimpanseewelpen – onafhankelijk, maar ervaren ze interne stress. Ze tonen weinig emoties als ze van hun moeder gescheiden worden, en ook niet als zij terugkomt. In veel gevallen wordt er geen poging gedaan om troost te zoeken bij de moeder.
Om uit te vinden of dergelijke patronen ook bij onze naaste verwanten in het dierenrijk voorkomen, evalueerde het team van Rolland bijna 3.800 uur aan observatiegegevens van 50 wilde chimpanseemoeders en hun nakomelingen in een nationaal park in Ivoorkust. Er waren veilige en onveilig-vermijdende hechtingen waarneembaar, maar geen gedesorganiseerde hechtingen.
"Onze resultaten verdiepen ons begrip van de sociale ontwikkeling van chimpansees en laten zien dat mensen en chimpansees uiteindelijk niet zo verschillend zijn", aldus Rolland. Maar ze zetten ons ook aan het denken: zijn sommige moderne opvoedingsmethoden en -instellingen afgeweken van wat het beste is voor de ontwikkeling van baby's?
Het team erkent dat de geobserveerde steekproefomvang mogelijk te klein is om de diversiteit aan banden tussen chimpansee-nakomelingen volledig vast te leggen. Er is bovendien meer onderzoek nodig om te zien hoe gehechtheidservaringen zich in de latere levensfase weerspiegelen.
RND/dpa
rnd