Het nieuwe album van Stahlberger: op de snelweg naar vervreemding


Manuel Stahlberger weet wat hij wil. Nauwelijks op het podium in de volle “Kaufleuten” laat de magere, 51-jarige zanger zien wat hij in huis heeft. De band serveert vrolijke klanken en uitbundige beats. De muziek neemt je mee weg van de open haard of het haardvuur, naar de koude buitenwijken, naar de mediterrane wildernis. De band St. Gallen laat het comfort van de provincie achter zich, evenals het idee van thuis en elke vorm van verbondenheid.
NZZ.ch vereist JavaScript voor belangrijke functies. Dit wordt momenteel geblokkeerd door uw browser of advertentieblokkering.
Pas de instellingen aan.
Stahlberger presenteert donderdagavond in Zürich het onlangs verschenen album “Immer du Nächt”. Maar het nieuwe repertoire markeert geen verandering in stilistische richting. In plaats daarvan wordt teruggegrepen op de thema's en drijfveren die de band de afgelopen decennia heeft ontwikkeld. Op deze manier kunnen oude en nieuwe liederen soms in één fuga worden samengevoegd.
Tracks in plaats van liedjesDe nadruk ligt meer dan ooit op een groove die het genre van het popliedje omzet in de vorm van het nummer. Er is nauwelijks sprake van wisselwerking tussen couplet en refrein; Dat betekent ook dat de harmonische lussen ontbreken die, ondanks alle dramatiek in een popliedje, altijd weer zelfverzekerd terugleiden naar het openingsakkoord. Oh, wat was het toch heerlijk als je vanaf het dominantakkoord tot aan de tonica kon roepen: Wacht, wacht even, we zijn zo thuis! De muziek van Stahlberger is echter dakloos en buldert de vervreemding in als een lawaaiige straat, een snelweg, een nachttrein met luide airconditioning.
De muzikale spanning hangt af van de klankdynamiek die de vier begeleidende muzikanten met keyboards, gitaar, bas en drums creëren. Maar ze weten precies wat ze moeten doen, net als werknemers in een machinekamer. Zij laten het ritme koken en roeren; Live klinkt hij wat rocker en aardser dan op de studio-opnames.
Met hun weelderige electrorock brengt de band een sfeer van industriële kilheid en een wereldwijde lotsbestemming in de concertzaal. Manuel Stahlberger vormt met zijn sobere dialect een menselijk en ironisch contrast. Zijn zang is geen protest tegen het onmenselijke lawaai, maar een laconieke weergave van hopeloos fatalisme.
Sporen van thuis en identiteit lijken bewaard te zijn gebleven in de dialectteksten. Maar gezien de neiging van St. Gallen om keelklanken te gebruiken, zou je denken dat Stahlbergers woorden het liefst direct de keel in zouden gaan. Vergelijkbaar met Stahlberger zelf, die een terugkeer voorspiegelt – naar het begin van het verhaal of naar de baarmoeder. In “All Back Again” zingt hij suggestief: “All Back Again, into the cave, through a muddy passage.”
Een beetje troostDe neiging om zich terug te trekken is kennelijk een reactie op de angst voor het einde. Stahlberger roept in verschillende nummers daadwerkelijk angsten op over het einde der tijden. In “River” verliest een koppel de controle en het overzicht over de toekomst. “Verbii” gaat over het persoonlijke leven – over een laatste periode voor de dood, waarin men nog één keer de normaliteit kan ervaren voordat alles voorbij is. Tot slot is “Eternal Summer” een actuele, politieke observatie: Stahlberger vergelijkt de huidige crisis met het einde van de zomervakantie.
Stahlberger brengt het nieuwe repertoire vol overgave en overtuiging op het podium. Dat het applaus bescheiden is, heeft niet te maken met een gebrek aan kwaliteit. Maar de catastrofale nummers en de laconieke teksten zijn niet geschikt om euforie te creëren en luid applaus uit te lokken. Het is dan ook fijn dat de band op een gegeven moment ook het oude liedje “Hei zu dir” ten gehore brengt: een liefdesliedje dat troost en warmte biedt.
nzz.ch