Minister van Infrastructuur geeft licht aan de kust en duisternis

Miguel Pinto Luz heeft zojuist namens de regering het contract getekend voor de aanleg van de nieuwe hogesnelheidslijn tussen Lissabon en Porto. Dit is een ambitieuze en noodzakelijke stap in de richting van de modernisering van het Portugese spoor, maar roept ook serieuze vragen op over prioriteiten, coherentie en strategische visie. Slechts enkele dagen na de bombastische ondertekening kwam het nieuws naar buiten dat CP, het overheidsbedrijf waarvoor de minister direct verantwoordelijk is, voor een bijna surrealistisch scenario staat: het heeft geen wagons meer beschikbaar, moet geleend materieel teruggeven en loopt het risico de spoorverbindingen in het binnenland te verliezen.
Het kost niet veel moeite om de paradox te begrijpen: terwijl er op grote schaal wordt geïnvesteerd in projecten die de kust – en daarmee ook de bouwbedrijven die ze uitvoeren – een gouden kans bieden, blijft het Portugese binnenland achter, met verlaten spoorlijnen, verouderde treinen en vergeten bevolkingsgroepen. Door de politieke en media-aandacht te vestigen op de hogesnelheidslijn tussen twee reeds goed bediende steden, draagt Pinto Luz in de praktijk bij aan de groeiende territoriale asymmetrie en de verwoestijning van het land.
De minister laat daarmee meer licht zien aan de kust en donker in het binnenland. Meer pronk en contractondertekening dan geïntegreerde planning. In toespraken wordt gesproken over territoriale cohesie, maar in de praktijk blijft de logica van kustontwikkeling van infrastructuur bestaan, waardoor het steeds moeilijker wordt om buiten de grote steden te wonen.
De spoorlijn is – of zou moeten zijn – een centrale hefboom in de ontwikkelingsstrategie voor het binnenland. Niet om Bragança in vijf uur met Faro te verbinden, maar om iemand in Castelo Branco of Beja te laten wonen en twee dagen per week in Lissabon te werken. Een serieuze investering in regionale en interregionale spoorverbindingen, met dienstregelingen die aansluiten op het leven van de mensen, zou de grootste stimulans zijn voor decentraal telewerken, slimme mobiliteit en de decompressie van de vastgoedmarkt in kuststeden.
Maar in plaats daarvan presenteert de overheid de "National Rail Pass" van €20 als een wondermiddel voor alle kwalen. Een maatregel die op het eerste gezicht allesomvattend lijkt, maar een flagrante realiteit verbergt: waar geen aanbod is, is geen zinvolle korting. Wat heb je aan een nationale pas als de treinen niet rijden? Als de lijnen gesloten zijn vanwege een gebrek aan apparatuur? Als de dienstregeling zo onregelmatig is dat deze niet meer verenigbaar is met het leven van degenen die hem nodig hebben?
Het probleem zit dieper dan een gebrek aan treinen: het is een gebrek aan visie. Een visie die de strategische rol van spoorwegen erkent in de strijd tegen woestijnvorming, de woningcrisis en de klimaatcrisis. Een visie die erkent dat nationale ontwikkeling niet wordt bereikt door media-evenementen en hogesnelheidslijnen die primair stedelijke en zakelijke belangen dienen. Het wordt bereikt door overheidsbeleid, continuïteit, onderhoud en territoriale rechtvaardigheid.
Het land heeft een minister van Infrastructuur nodig die verder kijkt dan de momentopname. Die gelooft in de spoorwegen, niet alleen als een toonbeeld van moderniteit, maar ook als een ruggengraat van integratie en cohesie. Want de toekomst van Portugal is niet altijd aan de kust te binden.
PS: Ik ben burger en belastingbetaler. Ik heb liever treinen dan persconferenties!
observador