De baby van 'drie ouders' en de toekomst van de genetische geneeskunde

Ongeveer één op de 5000 pasgeborenen lijdt aan mitochondriale aandoeningen, ernstige pathologieën die het gevolg zijn van mutaties die uitsluitend via de moederlijke lijn worden overgedragen. Voor vrouwen die drager zijn van deze mutaties vormt een natuurlijke conceptie een dilemma: hoewel sommige kinderen gezond geboren kunnen worden, erven andere onvermijdelijk progressieve en vaak dodelijke ziekten. Juist om dit risico te beperken, ontwikkelde de wetenschap in-vitrofertilisatie met mitochondriale donatie, een revolutionaire techniek die onlangs media-aandacht kreeg met de geboorte, in het Verenigd Koninkrijk, van de eerste baby met genetisch materiaal van drie personen.
Dit is mogelijk door de donatie van mitochondriën, kleine, energieproducerende structuren in het cytoplasma van onze cellen die uitsluitend via de moeder worden overgedragen. Dit betekent dat mitochondriën altijd via de eicel passeren. Deze techniek wordt in zeer weinig landen toegepast, waaronder het Verenigd Koninkrijk, waar de techniek gereguleerd is, in tegenstelling tot Portugal, waar mitochondriale donatie nog geen regelgeving heeft.
Met dit proces kunnen genetisch gemanipuleerde mitochondriën worden vervangen door gezonde mitochondriën van een donor. Het resultaat is een embryo dat, naast het genetische erfgoed van de ouders (afkomstig van de eicel en de spermacel), ook een klein deel van het mitochondriaal DNA van de donor bevat.
Deze geboorte van de eerste baby met genetisch materiaal van drie personen is ongetwijfeld een historische mijlpaal in de reproductiegeneeskunde en een enorme vooruitgang in de strijd tegen erfelijke mitochondriale ziekten. De moderne geneeskunde beschikt echter al over een divers arsenaal aan genetische tests en preconceptionele diagnostische strategieën die risicobeoordeling, begeleiding bij reproductieve beslissingen en preventie van de overdracht van ernstige ziekten met een aanzienlijke impact op de kwaliteit van leven mogelijk maken.
Ik heb het over tests die als hoofddoel hebben een succesvolle zwangerschap mogelijk te maken wanneer het hoge risico op een miskraam of de geboorte van een kind met een ernstige genetische aandoening al bekend is. Deze tests worden gebruikt bij kunstmatige voortplanting en worden uitgevoerd op embryonale cellen. De laatste jaren hebben deze tests niet alleen veel aandacht gekregen, maar zijn ze ook wettelijk geaccepteerd in Portugal en diverse andere landen.
Ze kunnen worden gebruikt om chromosomale afwijkingen op te sporen wanneer een van de partners drager is van een evenwichtige afwijking (translocatie, inversie) die een hoog risico op herhaalde miskramen of misvormde foetussen met zich meebrengt, PGT-SR genoemd; wanneer een van de partners een ernstige monogenetische ziekte heeft (waarbij een gen betrokken is), zoals de ziekte van Huntington, familiaire amyloïde polyneuropathie en andere, en ze deze ziekte niet aan hun kinderen willen doorgeven, of zelfs wanneer het stel gezond is maar drager is van een specifieke genetische ziekte, zoals cystische fibrose of spinale musculaire atrofie, dan kan de test PGT-M genoemd worden.
Er is ook een andere aanpak, PGT-A, waarmee kan worden beoordeeld of embryo's het juiste aantal chromosomen hebben (euploïdie). Deze aanpak is in Portugal toegestaan bij herhaaldelijke implantatiefouten of bij paren met herhaaldelijke miskramen zonder aanwijsbare oorzaak, of in situaties waarin IVF noodzakelijk is en de vrouw 37 jaar of ouder is of een eerdere zwangerschap met een chromosoomafwijking heeft gehad.
Om al deze onderzoeken correct uit te voeren, is monitoring door een medisch geneticus essentieel, aangezien hun tussenkomst zinvol is in meerdere fasen van de voortplantingscyclus van het koppel en gedurende het IVF-proces. Consultatie met een klinisch geneticus wordt met name aanbevolen in situaties met een identificeerbaar genetisch risico, namelijk wanneer er sprake is van bloedverwantschap tussen de ouders – een factor die de kans op recessieve genetische aandoeningen aanzienlijk verhoogt, die kunnen worden opgespoord via preconceptiescreening. Even belangrijk is evaluatie wanneer er een familie- of persoonlijke voorgeschiedenis van genetische aandoeningen is, zodat niet alleen de diagnose met specifieke tests kan worden bevestigd, maar ook het risico op overdracht kan worden gekwantificeerd, beschikbare voortplantingsopties kunnen worden onderzocht en mogelijke gevolgen voor andere familieleden kunnen worden beoordeeld.
Genetische counseling is ook essentieel wanneer sommige tests die tijdens het IVF-proces worden uitgevoerd, significante afwijkingen aan het licht brengen, en in het kader van pre-implantatie genetische tests, om de haalbaarheid ervan te beoordelen of mogelijke alternatieven te adviseren. Uiteindelijk is het belangrijkste doel om stellen te helpen specifieke risico's te identificeren, idealiter vóór de bevruchtingsprocedure, zodat ze weloverwogen beslissingen kunnen nemen over gezinsplanning en de kans op een gezond kind kunnen maximaliseren.
Op dit gebied is er opmerkelijke wetenschappelijke vooruitgang geboekt, die steeds meer gepersonaliseerde en effectieve opties biedt. Preventie en diagnostische nauwkeurigheid gaan hierbij hand in hand om de geboorte van gezonde kinderen te garanderen en gezinnen gemoedsrust te bieden.
observador