Voordat Brussel Peking omarmt

Toen mensen in de tweede helft van de vorige eeuw riepen “Dat is Chinese troep!”, had dat heel weinig te maken met het China van Confucius en Qin Xin Huang Di, of met dat van Mao en zijn geforceerde marsen met miljoenen slachtoffers, of met de visionaire en moedige Deng Xiaoping (die, zo wordt gezegd, zijn gasten ontving met een prachtig en groot bassin naast zich waarin hij, als hij daar zin in had, kon spugen).
Tegelijkertijd waren zowel Beijing en de beschermde Verboden Stad, als Xi'an en zijn fantastische leger van terracotta soldaten, alleen bekend bij een handjevol nieuwsgierigen en diplomaten. En als Shanghai een uitzondering vormde, dan was dat uitsluitend te danken aan het levendige verhaal van Kuifje, die daarheen reisde als onderdeel van een gevaarlijke missie, waarbij de Japanse spion Mitsuhirato hem in de weg zat.
Er werd gezegd 'Chinese dingen', waarmee kort en krachtig werd gedoeld op een vreemde situatie met een zweem van mysterie en fantasie. In een Europa dat, geïntegreerd in een grotere westerse ruimte, dacht dat het het middelpunt van de wereld was en slechts een klein deel van zijn dagelijks leven wijdde aan het land en het voormalige Middenrijk, heerste een sfeer van egocentrisme. Op een onsamenhangende en geïsoleerde manier ontvingen we wat mythologische berichten over het oude China, of over een beroemde eunuch-admiraal met de naam Zheng He, of zelfs, vier eeuwen later, over de apocalyptische tragedie van de opiumoorlogen tussen China en Groot-Brittannië.
En dat was voor ons voldoende.
Het bevestigde het excentrieke en exotische imago dat de populaire strip koesterde, en werd ook benadrukt door het handschrift waarin getekende personages de letters en woorden van ons alfabet vervingen: alles behoorde tot een realiteit die zich, in onze beginnende en kinderlijke beleving, aan de onzichtbare kant van de planeet Aarde bevond.
Als we dan ook nog eens honden aten, vogels in kooien opsloten en in plaats van onze comfortabele en wetenschappelijke vorken en messen twee onvoorstelbare en kruisbare eetstokjes gebruikten, dan kwam alles zo samen dat het woord China rijmde op verbazing en vreemdheid, terwijl er tegelijkertijd voor een verstandige afstand werd gekozen.
Alles veranderde toen Alain Peyrefitte in de jaren zeventig met zijn boek Quand la Chine s`éveillera, le monde tremblera ons meenam in die zeer oosterse wateren. Twintig jaar later onthulde dezelfde auteur ons dat La Chine s`est éveillé was en voegde daaraan toe dat dat land zich toen al profileerde als de grootste wereldmacht van de 21e eeuw.
Enkele decennia later heeft iedereen het erover: China zelf heeft de weg vrijgemaakt voor deze ommekeer, door vanaf het begin van deze eeuw een netwerk van Confuciusinstituten te exporteren – waarvan de oriëntatie door de enkele partij wordt bepaald – waarmee het Mandarijnlessen aanbiedt en ondertussen zijn versie van de geschiedenis en cultuur van een beschaving verspreidt die zich op natuurlijke wijze naar andere plaatsen in die verre geografieën verspreidde.
Op een toevallig moment deed zich een cruciaal moment voor in China's internationale politieke en economische bevestiging: de toetreding tot de WTO (Wereldhandelsorganisatie) in 2001. De impact van deze gebeurtenis op de evolutie en transformatie van de wereldhandel was zo duidelijk dat veel analisten deze vergelijkbaar achten met die welke – in de context van islamistisch terrorisme – werd gegenereerd door de aanslag op de twee Twin Towers in New York op 11 september van datzelfde jaar: de toetreding van de Volksrepubliek China, als 143e lid, tot de eerdergenoemde VN-instelling in Genève, bracht geleidelijk een seismische verandering teweeg in de dynamiek en kwaliteit van de wereldhandel. En China surfte meesterlijk op deze Nazarener-golf.
Tegenwoordig verwijst de term 'Chineesheid' niet langer naar iets vreemds en onmerkbaars, en de huidige moeilijke wereldsituatie suggereert zelfs dat een intensivering van de betrekkingen tussen het Europa van de 27 en de Volksrepubliek China een verstandige zet zou zijn om de kosten van de aanpassing aan de veelzijdige internationale herinrichting die gaande is, te verminderen. Deze overtuiging werd overigens afgelopen februari ook uitgesproken door de voorzitter van de Europese Commissie, de Duitse Ursula Van der Leyen.
Toch is een flinke dosis voorzichtigheid geboden.
Wat zal de prijs zijn die we moeten betalen voor dit felbegeerde, intieme avontuur met een volwassen land dat we strategisch gezien zijn gaan omschrijven als een (machtige) tegenstander van een Europa dat een nieuwe adolescentie doormaakt en met al zijn vragen die beantwoord moeten worden?
Kunnen wij met hun 'Chineesheid' omgaan?
Hebben wij het onmisbare 'Chinese geduld'?
observador