Deskundige: Humanisering van chatbots zal het waardesysteem transformeren

Kinderen groeien op in een algoritmische cultuur die onder andere gekenmerkt wordt door regelmatig contact met chatbots die draaien op kunstmatige intelligentiemodellen. Zoals Dr. Ada Florentyna Pawlak opmerkt, zou de toenemende humanisering van deze tools het waardesysteem van de jongere generatie kunnen veranderen.
- Hoe voelt u zich als u hoort dat iemand "verliefd wordt" op een chatbot of zelfs "verloofd raakt" met een AI-partner (een AI-partner – een hulpmiddel voor kunstmatige intelligentie dat is ontworpen om met mensen te communiceren)?
Ada Florentyna Pawlak : Dit maakt me verdrietig, omdat het laat zien hoe ver we in onze cultuur zijn afgegleden naar het concept 'normaal'. "Verliefd worden" op AI-metgezellen toont ons gebrek aan mentale veerkracht tegen kritiek en angst voor afwijzing, pijn of letsel.
- Waar komt deze angst vandaan?
Dit komt voort uit mijn opvoeding op sociale media, die bol staan van haat, jaloezie en ghosting (het plotseling verbreken van het contact met iemand zonder enige uitleg – PAP). Voor mij is het ook het bewijs dat wij, als generatie die sociale media en AI-gebaseerde oplossingen introduceert, er niet in geslaagd zijn om passende regelgeving in te voeren, te onderwijzen en, bovenal, ons te blijven vastklampen aan een cultuur van individualisme en kapitalisme, waardoor een wereld ontstaat die gebaseerd is op scheiding, concurrentie en voortdurende onverzadigbaarheid. We zijn er niet in geslaagd een cultuur te creëren die zorgt voor het psychologisch welzijn van haar burgers en tegelijkertijd de duurzaamheid van de samenleving waarborgt.
- Wat kan dit opleveren?
Dit heeft nu al invloed op de definities van liefde, vriendschap en verantwoordelijkheid voor iemand. Ik denk dat we een revolutie tegemoet gaan – een empathische revolutie en een bredere transformatie van het waardesysteem in het algemeen onder de jongere generatie. De manier waarop we intenties aan anderen toeschrijven, zal veranderen. Misschien ontstaan er nieuwe grammaticale categorieën die de mate van realiteit van de ervaring uitdrukken, wat betekent of iets echt of kunstmatig is. Er zullen verschillen zijn in cognitieve en narratieve competenties. Er kan een situatie ontstaan waarin de mens verschillende talen en manieren heeft om inhoud te communiceren.
Onze taal, onze manieren om de wereld te vertellen en verhalen te construeren, zullen zeker veranderen. Als de jongste generatie voornamelijk leert verhalen te vertellen via dialogen met chatbots , kunnen we een aantal belangrijke veranderingen verwachten. Ten eerste zal de verhalentaal dialogischer worden, met meer vragen, antwoorden en uitwisselingen dan doorlopende beschrijvingen. Jongeren leren verhalen vertellen in rondes: vraag, antwoord, acceptatie/afwijzing. Dit verschuift de verhouding van verhalen naar conversatievormen. Ten tweede kan de grens tussen gesproken en geschreven stijlen vervagen – kinderen zullen gaan schrijven alsof ze met een machine praten.
We zullen waarschijnlijk ook een grotere flexibiliteit in taalstijlen en -registers waarnemen, maar ook hun chaotische aard. Er kan een neiging bestaan om informatie zonder verificatie te accepteren als deze in een aantrekkelijke, verhalende vorm op het scherm wordt gepresenteerd. Verhalen kunnen meer gemoduleerd worden door de structuur van de interface, en het ritme van de vraag-en-antwoordsequentie zal de plot beïnvloeden. Vormen van "chatfictie", narratieve scenario's ontworpen in samenwerking met bots, en platformmemetica zullen nieuwe literaire en communicatieve genres creëren.
Bovendien zullen onze kinderen hierdoor leren om samen met de machine te denken, in plaats van volledig alleen. En natuurlijk zullen dit verschillende denkstijlen zijn. Verschillen in het gebruik en de competentie van prompting (het proces van het stellen van vragen of instructies aan taalmodellen om de gewenste inhoud te genereren – PAP-notitie) tussen sociaaleconomische klassen zullen ervoor zorgen dat alleen de geprivilegieerden zullen profiteren van AI-vaardigheden, wat de verschillen in narratieve en cognitieve competentie zal vergroten.
- Zijn wij in een verliezende positie?
Ik denk het niet. Het belangrijkste is om kennis over kunstmatige intelligentie en kunstmatige empathie te populariseren op elk onderwijsniveau, en ook onder ouders en verzorgers. Dit geldt vooral omdat het bewustzijn van de nieuwe emotionele werelden waarin jongeren migreren, onder oudere generaties nog steeds erg laag is.
Het is ook belangrijk om te onthouden dat AI-metgezellen en kunstmatige empathie voordelen bieden voor de geestelijke gezondheid en het sociale welzijn. Ze vormen echter een aanvulling op menselijke relaties, geen vervanging.
- Is kunstmatige empathie – begrepen als hulpmiddelen zoals AI-metgezellen – een breder onderzoeksthema voor de antropologie van technologie?
Ja, en het is een fascinerend onderwerp. De jongere generatie – zogenaamde AI-natives (een verwijzing naar moedertaalsprekers van een bepaalde taal – PAP-noot) – leert verhalen vertellen door te converseren met niet-menselijke wezens. Dit roept veel vragen op vanuit de antropologie van emoties en rituelen (AI als nieuwe avontuurlijke partner in alledaagse communicatierituelen).
Ook op het gebied van digitale rituelen en ceremonies nemen we een aantal nieuwe fenomenen waar, zoals 'AI-initiatie' - het eerste contact met een metgezel (rond de leeftijd van 13 jaar); 'bondingrituelen' - dagelijkse communicatieroutines; 'digitale rouw' - rouw om het 'overlijden' van een AI-metgezel; en 'upgradevieringen' - het vieren van verbeteringen in AI.
Ook neuroantropologie bestudeert veranderingen in de hersenen die ontstaan door langdurige blootstelling aan AI.
Ik ben zeer benieuwd welke gevolgen kunstmatige empathie de komende jaren zal hebben voor taal (narratieve structuur, pragmatiek, stijl) en voor het denken zelf (cognitieve schema’s, epistemologie, geheugen, planning).
De uitdaging is echter de duur van wetenschappelijk onderzoek, dat doorgaans enkele jaren duurt. De technologie ontwikkelt zich echter zo snel dat tegen de tijd dat de resultaten worden gepubliceerd, ze mogelijk al achterhaald zijn door nieuwe ontwikkelingen.
* Dr. Ada Florentyna Pawlak is technologisch antropoloog, jurist en kunsthistoricus. Ze is gespecialiseerd in de sociale context van nieuwe technologieën. Ze doceert aan de SWPS Universiteit.
Geïnterviewd door Agnieszka Kliks-Pudlik (PAP)
akp/ agt/ amac/
naukawpolsce.pl