De reële dreiging van de non-profit ‘terrorisme’-bepaling in Trumps grote wetsvoorstel

Meld u aan voor de Slatest en ontvang dagelijks de meest inzichtelijke analyses, kritiek en adviezen in uw inbox.
Deze week hebben Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden in stilte een gevaarlijke bepaling in hun nieuwe belastingwet verwerkt, die president Donald Trump een nieuw wapen geeft om non-profitorganisaties die hij niet mag, aan te vallen. Het wetsvoorstel zou de overheid de mogelijkheid geven om maatschappelijke organisaties te bestempelen als ‘terroristenondersteunende organisaties’ en hen hun belastingvrije status te ontnemen, waardoor het voor hen vrijwel onmogelijk wordt om te functioneren.
De regering-Trump heeft het etiket ‘terrorist’ al gebruikt om studentenactivisten en migranten te stigmatiseren en hun rechten te ontnemen. Agenten van Homeland Security hebben een internationale studente van straat geplukt , omdat ze enkel een opiniestuk in de krant van haar universiteit had geschreven, waarin ze pleitte voor afleiding van Israël. De regering heeft honderden Venezolaanse migranten verbannen naar een beruchte gevangenis in El Salvador. De migranten werden door de regering terroristen en bendeleden genoemd, met scanbewijs. Ook weigerde de regering een man uit Maryland mee naar huis te nemen die ten onrechte was gedeporteerd.
De regering heeft ook non-profitorganisaties aangepakt omdat ze zich verzetten tegen het beleid van de president. President Trump beloofde de belastingvrije status van Harvard in te trekken nadat hij weigerde in te gaan op diens eisen. Hij gaf uitvoerende bevelen uit waarin de instanties werden opgedragen onderzoek te doen naar non-profitorganisaties die diversiteit en inclusie ondersteunen, en de voordelen van programma's voor kwijtschelding van studieleningen te onthouden aan mensen van 'activistische organisaties' die 'onze nationale veiligheid en Amerikaanse waarden schaden'.
Het Congres staat nu op het punt om een wetsvoorstel te versnellen om de uitvoerende macht nog meer bevoegdheden te geven om politieke tegenstanders als terroristenondersteuners te bestempelen en uit te schakelen. Vorig jaar werd een soortgelijk wetsvoorstel aangenomen in het Huis van Afgevaardigden, maar het kwam niet ter stemming in de Senaat. Er waren 60 stemmen nodig om een filibuster te doorbreken. Het gevaar bestaat nu dat het wetsvoorstel via het versnelde ‘budget reconciliation’-proces zal worden goedgekeurd, waarvoor slechts een meerderheid van de stemmen nodig is om het tot wet te verheffen.
De belastingwetgeving schort de belastingvrije status van terroristische organisaties al op, en het strafrecht verbiedt al het geven van ‘materiële steun’ (financiering, training en andere middelen) aan terroristische groeperingen. Maar dit wetsvoorstel creëert onnodig een brede nieuwe categorie van ‘terroristenondersteunende organisaties’ die eveneens hun belastingvrije status zouden verliezen.
Groeperingen die ervan worden beschuldigd terrorisme te steunen, krijgen weinig zinnige mogelijkheden om hun kwalificaties aan te vechten, vooral omdat de wet de overheid toestaat te beweren dat zij vanwege redenen van nationale veiligheid geen informatie mag vrijgeven die een kwalificatie kan verklaren.
Erger nog, zodra een groep wordt aangemerkt als een organisatie die terrorisme ondersteunt, zou het wetsvoorstel zo kunnen worden geïnterpreteerd dat de overheid de belastingvrijstelling mag intrekken van andere liefdadigheidsinstellingen die die groep hebben gesteund. Hierdoor ontstaat een kettingreactie waarbij de aansprakelijkheid van de ene groep aan de andere wordt gekoppeld. En in tegenstelling tot het bestaande strafrecht, dat materiële steun aan terroristische groeperingen verbiedt, vereist dit wetsvoorstel niet expliciet dat groeperingen moeten weten dat het geld of de diensten die zij leveren naar een terroristische organisatie gaan.
Stel je het volgende scenario voor. Een lokale liefdadigheidsinstelling biedt hulp bij het opleiden van immigranten die volgens de overheid behoren tot een bende die ze een buitenlandse terroristische organisatie hebben genoemd. (De regering-Trump heeft een aantal Latijns-Amerikaanse drugskartels en bendes tot terroristische organisaties bestempeld.) Alleen al op basis hiervan beschuldigt de regering de liefdadigheidsinstelling van het verstrekken van materiële steun aan een terroristische groepering en trekt de belastingvrije status in. Vervolgens worden de stichtingen die de liefdadigheidsinstelling financierden ook bestempeld als organisaties die terrorisme ondersteunen, en worden hun belastingvrijstellingen ingetrokken. Dit alles vanwege de liefdadigheidsdaad om mensen in de gemeenschap aan een baan te helpen.
Het duurt niet lang voordat deze logica van schuld-door-associatie allerlei organisaties in zijn greep krijgt, waarvan de overheid denkt dat ze haar agenda dwarsbomen. Groeperingen voor migrantenrechten, voorvechters van raciale rechtvaardigheid, milieuactivisten en linksgeoriënteerde stichtingen kunnen vandaag allemaal het doelwit zijn, terwijl conservatieve groepen onder een ander bestuur mogelijk het doelwit kunnen worden.
Klinkt dat fantastisch? Het wetsvoorstel staat dit waarschijnlijk allemaal toe.
Het is waar dat de doelgroep dergelijke beslissingen voor de rechter kan aanvechten, bijvoorbeeld omdat ze hun recht op vrije meningsuiting en vereniging schenden, zoals vastgelegd in het Eerste Amendement. Maar zelfs als ze uiteindelijk winnen – en dat is ook terecht – zullen de directe gevolgen ondraaglijk zijn. Banken en donoren zijn begrijpelijkerwijs bang om een groep te steunen die door de overheid wordt beschuldigd van het steunen van terrorisme. Bovendien kan een non-profitorganisatie van de ene op de andere dag haar financiën en relaties zien verdwijnen.
Voorstanders van het wetsvoorstel hebben duidelijk gemaakt dat zij zich richten op Palestijnse activisten die de rechten van de mens verdedigen. Zij beschuldigen hen steevast van steun aan terrorisme, enkel en alleen omdat zij zich verzetten tegen de grootschalige vernietiging van Gaza door Israël. Het activisme voor Palestina is misschien het eerste doelwit van de pogingen om afwijkende meningen te onderdrukken, maar het zal niet het laatste zijn.
Overheden overal ter wereld hebben geleerd dat het bestempelen van gemarginaliseerde gemeenschappen en hun politieke tegenstanders als ‘terroristen’ een zekere manier is om ze te delegitimeren en hun vermogen om te protesteren – en zelfs om te bestaan – te ondermijnen. Nu het Amerikaanse autoritarisme groeit, is het laatste wat het Congres moet doen, de president nieuwe bevoegdheden geven om maatschappelijke organisaties die hem in de weg staan, te vernietigen.
