"Milli Vanilli, van glorie tot nachtmerrie": het verhaal van een van de bekendste oplichterijen uit de geschiedenis van de popmuziek

Door Guillaume Loison
Gepubliceerd op
Elan Ben Ali en Tijan Njie in “Milli Vanilli, van glorie tot nachtmerrie” van Simon Verhoeven. GORDON TIMPEN/WIEDEMANN & BERG FILM/LEONINE STUDIOS
Biopicrecensie door Simon Verhoeven, met Tijan Njie, Elan Ben Ali, Matthias Schweighöfer (Duitsland, 2u03). In de bioscoop vanaf 14 mei ★★★☆☆
Om verder te gaan
Natuurlijk streeft "Milli Vanilli" er niet naar om het niveau van "Phantom of the Paradise" te bereiken, het absolute paradepaardje van de satire in de muziekindustrie, maar in de film van Simon Verhoeven (geen familie van de Nederlander Paul), een verfilming van een waargebeurd verhaal, is er dezelfde fascinatie, gemengd met ironie, voor de monsterlijke onderbuik van de popscene, met protagonisten van hetzelfde karakter: megalomane sukkels en kwaadaardige genieën. Robert Pilatus en Fabrice Morvan behoren tot de eerste categorie: tussen sociale wraak en de race naar de bodem bewegen deze twee zwarte breakdancers, pure fysieke surrogaat van elkaar, zich in de modieuze disco's van München halverwege de jaren 1980, ervan overtuigd dat roem in de eerste plaats een kwestie van haar is – Elvis en Marilyn hadden een emblematisch kapsel gemeen, merken ze op, het is aan hen om hun eigen kapsel te bedenken. Totdat Frank Farian, de Duitse kopstuk van het succesvolle Boney M., hen naar de frontlinie katapulteerde, letterlijk de frontmannen van een band die hits zong die in het geheim waren samengesteld door de almachtige producer. De misleidende Milli Vanilli zal op volle toeren draaien en de Amerikaanse markt verleiden, het duo een zweem van glorie en macht geven, voordat het halverwege de vlucht uiteenspat, als een speculatieve zeepbel.
De charme van de film, het resultaat van een hallucinerende diplomatieke consensus tussen de verschillende onderdelen van de groep, die allemaal coproducenten zijn, ligt niet zozeer in het feit dat deze affaire een keerpunt is, maar eerder in het feit dat de puur anekdotische dimensie ervan een louche bijverschijnsel is, beheerst door de simpele logica van de showbusiness (wet van de sterkste, belangenverstrengeling, triomf van de marketing). Het verhaalt echter met verbluffende nauwkeurigheid de laatste uren van een deel van de Europese entertainmentindustrie dat wordt gezien als een namaak van de Amerikaanse massacultuur: Milli Vanilli, met haar uiterlijk als een West Coast-rapper en haar Engelstalige liedjes, maakt deel uit van een generatie ondeugende (of cynische) kopiisten van het Oude Continent, van Johnny Hallyday tot Italiaanse B-films.
Le Nouvel Observateur