Corona-mondkapjesplicht: districtsrechter Dettmar verliest ook laatste rechtszaak

Het Federale Constitutionele Hof in Karlsruhe heeft het beroep van districtsrechter Siegfried Dettmar in Weimar verworpen. De voormalige districtsrechter kwam onder vuur te liggen toen hij in 2021 de opheffing van de mondkapjesplicht op twee scholen in Thüringen beval. Formeel was hij niet verantwoordelijk voor deze beslissing. In een donderdag gepubliceerde uitspraak verwierp de Derde Kamer van de Tweede Senaat van het Federale Constitutionele Hof de constitutionele klacht van een rechter tegen zijn veroordeling wegens belemmering van de rechtsgang.
Dit betekent dat Dettmar nog steeds wettelijk veroordeeld is.
In april 2021 schafte Dettmar de mondkapjesplicht op scholen in twee gevallen af na een rechtszaak aangespannen door Doreen B. uit Weimar. Ze betoogde dat haar kinderen van 8 en 14 jaar last hadden van hoofdpijn, misselijkheid en slaapproblemen door het dragen van mondkapjes. Vervolgens verbood Dettmar de openbare basisschool Pestalozzi en de openbare school Pestalozzi in Weimar om mondkapjesplicht, social distancing en toetsplicht te handhaven.
Deze beslissing werd vernietigd door het Oberlandesgericht Thüringen. Het hof rechtvaardigde zijn beslissing door te stellen dat Dettmar onbevoegd was om over de zaak te oordelen. Het Openbaar Ministerie beschuldigde hem van verstoring van de rechtsgang en het Landgericht Erfurt veroordeelde hem tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar. De rechters beschuldigden hem ervan de procedure opzettelijk te hebben gemanipuleerd, onder meer door vooraf deskundigen te selecteren die in zijn voordeel zouden oordelen.
Het Federale Hof van Justitie bevestigde deze uitspraak in november 2024. Dettmar ging in beroep bij het Federale Constitutionele Hof, dat nu ook zijn laatste beroep heeft afgewezen.
Het Federale Constitutionele Hof schrijft in zijn persbericht:
Volgens de bevindingen van de gespecialiseerde rechtbank heeft de klager, die als familierechter optreedt, in april 2021 een voorlopige voorziening uitgevaardigd die de directie en leerkrachten van twee scholen verbood bepaalde infectiebestrijdingsmaatregelen die destijds van kracht waren om de verspreiding van het coronavirus tegen de daar lesgevende kinderen in te dammen, te handhaven. De klager heeft er doelbewust naar gestreefd om ervoor te zorgen dat een overeenkomstige procedure binnen zijn verantwoordelijkheidsgebied in het kader van het ondernemingsplan zou vallen, heeft een uitspraak gedaan naar aanleiding van een suggestie die hij had helpen opstellen en heeft daarbij doelbewust gebruikgemaakt van en misbruik gemaakt van het hem toevertrouwde ambt.
Met zijn grondwettelijke klacht betwist de klager de uitspraak van het Federale Hof van Justitie waarbij zijn beroep werd afgewezen. Hij stelt dat artikel 3, lid 1, van de Grondwet is geschonden, aangezien dit artikel willekeurig handelen verbiedt. Het Federale Hof van Justitie is namelijk zonder adequate rechtvaardiging afgeweken van de vastgestelde normen inzake rechtsvervalsing.
De Kamer heeft de grondwettelijke klacht niet in behandeling genomen, omdat de klager de vermeende schending van het verbod op willekeurige handelingen niet overtuigend heeft aangetoond.
Berliner-zeitung